Japan beleefde begin jaren 80 een periode van bloei, waarin aandelen en grondprijzen enorm stegen. Gemakkelijk krediet en ongebreidelde speculatie, in combinatie met een laks centrale bank, droegen bij aan de torenhoge prijzen van activa. Maar vanaf eind jaren 80 begonnen de prijzen te stagneren en uiteindelijk stortten ze in 1992 in. Deze activabubbel barstte en maakte de weg vrij voor een periode van economische stagnatie en prijsdeflatie, wat ertoe leidde dat de jaren 90 in Japan bekend kwamen te staan als het ‘Verloren Decennium’.
Het zou heel lang duren voordat de prijzen weer omhoog gingen en de Japanse economie weer op de rails kwam. De gebeurtenis transformeerde ook de Bank of Japan (BOJ), de centrale bank van Japan, in een van de meest actieve interveniënten in de economie.
De Achtergrond
Japan was een bloeiende economie in de jaren 80, met een gemiddelde groei van ongeveer 4% per jaar. Het land had in de jaren 60 en 70 zijn exporteconomie uitgebreid, maar in de jaren 80 was het zowel de binnenlandse als de internationale vraag die de groei aanwakkerde. De werkloosheid was op recorddieptepunten en er was gemakkelijke toegang tot krediet.
Japan had na de oorlog enorm veel technologisch onderzoek gedaan, en dit leidde tot de creatie van hoogwaardige hightechgadgets voor consumenten- en bedrijfsgebruik.
Deze producten waren zowel lokaal als in het buitenland gewild en de enorme geldhoeveelheid zorgde ervoor dat de Japanse bevolking voortdurend de kwaliteit van hun moderne levensstijl wilde verbeteren. Bovendien zorgde een gunstig monetair klimaat ervoor dat de bloeiperiode werd verlengd. Een zwakke lokale munteenheid en lage rentetarieven maakten Japan tot een investerings- en consumptieparadijs. Binnenlands stegen de grond- en aandelenprijzen ook snel; en internationaal was Japan uitgegroeid tot de grootste schuldeisersnatie ter wereld.
Toen, in 1985, midden in de economische bloei, sloot Japan, samen met andere G5-landen, een overeenkomst genaamd ‘The Plaza Accord’. Het was een akkoord dat door de Verenigde Staten werd bepleit om het handelstekort met andere G5-landen op te lossen, en het zou uiteindelijk negatieve gevolgen hebben voor Japan. Het leidde tot een bijna onmiddellijke herwaardering van de Japanse yen, die in het laatste kwartaal van 1985 sterk in waarde steeg. Er was een onmiddellijke bedreiging voor de Japanse economie en de Bank of Japan begon met een monetair beleid om de yen te devalueren.
De BOJ verlaagde en handhaafde lage tarieven, wat leidde tot een explosie van speculatie door zowel consumenten als bedrijven. Er waren zorgen over inflatie, maar de ‘Black Monday’-crash van 1987 die in de VS plaatsvond, zorgde ervoor dat de BOJ plannen om de tarieven te verhogen uitstelde. Bedrijven bleven profiteren van gemakkelijk krediet om enorme kapitaalinvesteringen te financieren en te investeren in de lucratieve aandelenmarkt.
De grond- en vastgoedprijzen stegen tussen 1985 en 1990 met ruim 167%, en de aandelenkoersen verdubbelden tussen 1987 en 1989. De BOJ zag pas laat in de gaten hoe groot de dreiging van torenhoge prijzen zou zijn en begon maatregelen te nemen.
Hoe de Zeepbel Barstte
De BOJ begon de rentetarieven vanaf het laatste kwartaal van 1989 fors te verhogen. Aandelenkoersen die eind 1989 al hun piek hadden bereikt, waren de eerste die eronder leden. Begin 1992 was de Nikkei-index met 50% gedaald tot onder de 20.000 punten, van een piek van net onder de 40.000 eind 1989. De grond- en vastgoedprijzen waren in 1991 begonnen te dalen, maar in een langzamer tempo. De BOJ bleef de tarieven verhogen vanwege de veerkracht van de vastgoedprijzen, zelfs toen de aandelenkoersen enorm leden.
Wat Gebeurde er na de Crash?
De zeepbel van de activaprijzen had verwoestende gevolgen voor de Japanse economie. Alleen al in 1991 steeg het aantal faillissementen van bedrijven met meer dan 66% en hoewel de werkloosheid relatief laag bleef, daalden de lonen van werknemers enorm. Er was ook overal bewijs van verspilling met onafgemaakte fabrieken, vastgoedprojecten en andere zware kapitaalinvesteringen. Maar nog erger, de zeepbel barstte en luidde het ‘Verloren Decennium’ in.
Het Verloren Decennium was een periode van economische stagnatie die in Japan werd waargenomen van 1991 tot 2001. De activaprijzen daalden gedurende deze periode. De Nikkei-index, die in 1992 al met meer dan 50% was gedaald ten opzichte van de pieken van 1989, breidde zijn daling uit tot ongeveer 10.000 punten in 2001. De grond- en vastgoedprijzen zetten de neerwaartse spiraal voort en waren in 2001 met meer dan 70% gedaald.
De economie had in die jaren een gemiddelde BBP-groei van ongeveer 1%, ver onder het gemiddelde van andere ontwikkelde landen. Toch ondervond de economie na dat ‘Verloren Decennium’ nog steeds geen betekenisvolle opleving.
De Nikkei-index zette zijn daling voort en noteerde in augustus 2003 een dieptepunt onder de 8.000 punten. Een korte periode van herstel werd vervolgens afgebroken door de wereldwijde financiële crisis van 2008, waarvan de impact de Nikkei in maart 2009 naar dieptepunten van onder de 7.500 punten dreef. De benchmarkindex klom pas in 2015 voorbij het niveau van 20.000 punten en tot op heden heeft hij de bubbelhoogtepunten van 1989 nooit meer bereikt. Het was niet echt een ‘Verloren Decennium’, maar meer ‘De Verloren 3 Decennia’.
Wat Veroorzaakte de Japanse Activabubbel?
Meerdere factoren hebben de Japanse activabubbel aangewakkerd. Maar de meeste schuld ligt bij de Bank of Japan, zowel voor haar actie als haar inactiviteit tijdens de bubbel als voor de nasleep ervan. Toen de Japanse yen halverwege 1985 in waarde steeg, verlaagde de BOJ de rente te veel en veel te lang. Dit leidde tot de beschikbaarheid van gemakkelijk geld en de resulterende bubbel op activaprijzen. En toen de bank zich zorgen maakte over hoge activaprijzen, was de reactie hard en snel.
De bank verhoogde de rente agressief vanaf 1989 en gaf niet op, zelfs niet toen de aandelenkoersen daalden. In slechts twee jaar tijd werden de rentes 5 keer verhoogd. Tegen de tijd dat de centrale bank haar fouten wilde corrigeren door de rentes in 1991 te verlagen, had Japan al te maken met zowel een kredietcrisis als een liquiditeitsval. Het werd moeilijk om krediet te verkrijgen en zelfs met de lage rentes die de BOJ had vastgesteld, hadden investeerders en huishoudens nog steeds geen vertrouwen in uitgaven of investeringen in het land.
Deregulering van banken wordt ook beschouwd als een andere gerelateerde oorzaak van de activabubbel. Begin jaren 80 begon het proces van deregulering van banken van de strenge controle van het ministerie van Financiën. Voorheen verzekerd van hoge winstmarges en bescherming tegen faillissementen, moesten Japanse banken nu snel ‘innoveren’ om hun overleving te garanderen. Om het nog erger te maken, verloren ze ook grote zakelijke klanten die over enorme eigen kasreserves beschikten en toegang hadden tot andere goedkopere financieringsopties in binnen- en buitenland.
De banken bleven met een risicovolle markt voor leners zitten, waaronder projectontwikkelaars van grond en onroerend goed, maar ook andere kleine en middelgrote ondernemingen. De banken leenden te veel aan deze risicovolle bedrijven en andere projecten tijdens de bloeiende jaren 80. Met name grond werd een gewild onderpand voor leningen, en dit dreef hun prijzen nog verder omhoog.
De kredietverlening ging door op basis van deze nieuwe waarderingen van grond of onroerendgoedprojecten. Dit maakte de banken kwetsbaar toen de zeepbel barstte. De enorme schuldenlast legde de onzorgvuldigheid van de bank bloot en droeg bij aan de kredietcrisis en liquiditeitsval tijdens de ‘verloren decennia’.
Geleerde Lessen
De Japanse activabubbel van 1992 is een geweldige economische referentieperiode voor het land tot op heden. Het biedt met name geweldige lessen voor de Bank of Japan over hoe belangrijk het is om snel, zorgvuldig en proactief te reageren op liquiditeits- en inflatiecrises. De BOJ verzuimde snel te handelen toen banken in de jaren negentig in gevaar verkeerden. Hun nalatigheid slaagde er niet in vertrouwen te wekken in de Japanse economie, waarbij zowel huishoudens als bedrijven niet in het land uitgaven en investeerden.
Voor banken is de belangrijkste les het belang van het correct beoordelen van de kredietwaardigheid van diverse groepen leners. Banken waren niet in staat om projecten correct te waarderen en accepteerden overgewaardeerde activa als onderpand. Vóór de bubbeljaren leenden Japanse banken voornamelijk aan bedrijven, die grotendeels veilige leners waren. Hun hebzucht tijdens de bubbeljaren legde hun roekeloosheid bloot, aangezien de meeste van hun leningen werden verstrekt aan risicovolle leners en hun kapitaal was gekoppeld aan een instortende aandelenmarkt.
Er werden ook lessen geleerd uit de manier waarop grote effectenmakelaars hun zaken deden. Ze brachten ‘veilige’ beleggingsschema’s op de markt bij verschillende topbedrijven. De bedrijven gingen vervolgens over tot het investeren van enorme fondsen in topmakelaarshuizen, geld dat op elk willekeurig moment beschikbaar was om te investeren in de lucratieve aandelenmarkt. Nadat ze tijdens het uiteenspatten van de zeepbel praktisch veel geld hadden verloren, schroefden bedrijven hun investeringen en uitgaven in de Japanse economie terug, zelfs toen de lage rentetarieven aanhielden.
Laatste Woord
Het Japanse tijdperk van de activabubbel, het uiteenspatten ervan en de nasleep ervan zullen altijd worden gezien als een krachtige waarschuwing voor hoe wanbeheer van een economie verwoestend kan zijn voor vele jaren. Tot op heden voelt de Japanse economie nog steeds de effecten van het bubbeltijdperk, met aandelen die nog steeds de hoogten van 1989 moeten bereiken. Japan zal er alles aan doen om de fouten die leidden tot de ‘Lost Decades’ niet te herhalen, en de Bank of Japan zal altijd actief toezicht houden op het financiële systeem om niet opnieuw verrast te worden.